Waret L’Evêque (Challenge hesbignon)
zat 02/07/2022 18u * Waret L’Evêque L’Estival Run * 10,4 km * 00:56:33 * 11 * 62/119 * 2/2 * ♥♥♥
Wat heeft me bezield om de verre verplaatsing naar Héron (ten noorden van de as Hoei-Andenne) te maken, vraag ik me af als ik aan het afzien ben onder de brandende zon in de open vlakte van de zuidelijke Hesbaye. Want minder dan een week na de succesvolle 10 miles van Hoeselt heb ik moeite om de benen rond te draaien en zijn parcours en temperatuur me lang niet zo gunstig gezind als in de vallei van de Demer. Hoe dan ook, ik wilde dit weekend nog een wedstrijdje meepikken om de volgende rustige weken op te vullen. En mijn vorige optreden in de plattelandsgemeente dateert ook al van 2015. Voor Petit-Waret zelfs van 2011. Nog even een historische noot over de dorpsnaam: “Waret van de bisschop”. Het dorp behoorde dus toe aan de prinsbisschop van Luik die ook eeuwenlang de plak heeft gezwaaid in onze contreien. De prinsbisschop is intussen al lang vergeten. De naam van Bert Ernest van Herderen klinkt wel nog vertrouwd. Want wat zien we op het wegdek in de laatste rechte lijn? “Come on Bert”. Een grapje van zijn kennis, de organisator van de nieuwe loop in de Challenge hesbignon.
Ik verken gewoontegetrouw de eerste en de laatste kilometer(s) en hoop dan maar dat de kilometers daar tussenin geen kwade verrassingen opleveren. Half weg, half onverhard, zacht golvend: zo luidt de samenvatting van het parcours op de website. Een relatief klein peloton gaat van start onder een felle zon. Onder hen en in de voorste gelederen bij de start (en de finish) twee andere Limburgers, Jo Vrancken en Steven Machiels. Ik loop even in het spoor van Marcel Baeckelandt maar moet al snel vaststellen dat de goede oude tijden, toen ik hem nog kon kloppen, echt voorbij zijn. Ik ga rustig van start maar dat belet niet dat mijn benen nu al pijn doen. Ik blijf onder de 5 minuten, dank zij de afdaling na de start en ondanks een eerste klimmetje naar het kerkhof. Weer de snelste kilometertijd van de loop. In kilometer 2 en 3 blijf ik in de buurt van de 5 minuten. We hebben dan al lang de bebouwing verlaten en zijn na 1,5 km een veldweg ingeslagen. De fraaie paardententen waren me daarnet bij de verkenning al opgevallen. Nu zie ik ook de paarden. De nieuwsgierigsten komen een kijkje nemen aan de draad. Het is, zoals altijd, zoeken naar de beste strook op het graspad. Ik volg in het spoor van een jonge dame. Na een dubbele bocht komen we uit op een grindpad. Net voor de tweede bocht naar links, dat is na 2,4 km, is al de eerste drankpost opgesteld. Maar dat zie ik pas als ik voorbij ben. Achteraf hoor ik dat verscheidene andere lopers die eerste post in de buitenbocht ook hebben gemist. Dat maakt mijn vooruitzicht op een sterke prestatie er niet beter op. De hitte is al voelbaar en de benen geraken maar niet in bedrijfsmodus. Aan km 3 voel ik al dat het beste voorbij is en dat ik het resterende driekwart van het parcours op karakter zal moeten afwerken. De enige tegenstander in mijn categorie Manuel De Haro Sanchez mag dan wel niet de mooiste loopstijl hebben – hij hangt nogal schuin – maar hij heeft aan de derde kilometer wel al een flinke voorsprong opgebouwd. Het hoogste trapje op het podium mag ik vergeten. In afwezigheid van Servais Halders en Kris Govaerts was dit nochtans een unieke kans. Na een scherpe bocht aan km 3 begint de veldweg op te lopen en dat blijft zo gedurende 2,4 km. En dat op een hobbelige leemgrond, bezaaid met dikke stenen. Dat staat niet in de summiere beschrijving van de website. De snelheid is er meteen uit. Ook bij de dame die daarnet het tempo aangaf. Ik blijf wroeten, verlies wel nauwelijks plaatsen en haal hier en daar zelfs een collega in. Een jongedame die te snel van stapel is gelopen. Een veteraan 3, Jean-Luc Froidbise, die me na de finish aan zijn vrouw voorstelt als de veteraan 4 die hem het nakijken gaf. Na km 5,4 zijn we verlost van de stenen. Eindelijk weer asfalt … en halfweg. De kans dat ik de wedstrijd zonder fatale inzinking kan uitlopen, groeit. Aan een grote hoeve zitten enkele toeschouwers in de volle zon. Aan de andere kant van de weg zie ik de tweede drankpost. Die mag ik niet opnieuw missen. Ik kieper het flesje uit over mijn hoofd en houd een slokje over om te drinken. Lopen met een droge mond ken ik van op training. Dat zal ik nog wel overleven. Ik blijf in looptempo bij de bevoorrading en kan zo twee lopers voor me inhalen en achterlaten. Onder meer de man in het gele shirt die ik daarnet de hele tijd heb zien vechten op de eindeloze klim op de veldweg. De weg blijft intussen wel oplopen tot aan km 6,4. Het naderen van de watertoren – en dus hoogste punt – die ik bij de verkenning had opgemerkt, geeft me weer wat moed. Want nu zou het voornamelijk in dalende lijn moeten gaan.
Dat blijkt ook zo te zijn en bovendien gedurende enkele kilometers op asfalt. Niet dat ik het tempo nog fel kan optrekken. Daarvoor hebben de vorige kilometers mijn energiereservoir te fel aangetast. En voorts mag ik alleen hopen dat de pijn in mijn rechterhiel die niet kan uitblijven na de beproeving op de stenen draaglijk blijft. Op een ogenblik dat ik alleen ben met mijn miserie – we lopen allemaal op ons eentje – en dat ik me afvraag met welke anekdote ik dit keer in mijn verslag kan uitpakken, word ik gered door een toeschouwer langs de weg. Een eenzame man voor een eenzaam huis. Ik zie hem een vingertje uitsteken naar de loper voor me. Ik kom voorbij. Weer dat vingertje… dat wijst naar het maïsveld voor zijn huis. “Il y a un Pokémon caché dans le champ de maïs” piept hij. (Er ligt een Pokemon verborgen in het maïsveld). Een grapjas, een rare kwiet? Ik ga niet in op zijn suggestie om de Pokemon te zoeken en slof verder. Mijn linkerhamstring – wat is er eigenlijk nog goed aan mijn rechterbeen ? – begint ook tegen te sputteren. Helaas niets ongewoons.
Op de Rue de la Fontaine na 8 km zijn we weer in het dorp. Enkele huizen en zelfs twee bewoners die zich buiten hebben gewaagd om ons aan te moedigen. Voor het overige is hier nauwelijks een levende ziel te zien, klaagt ook Marie-Paule na een eenzame wandeling in het dorp. Ik zie dat er van rechts lopers uit een andere richting komen. Dat moeten de laatste deelnemers aan de korte loop zijn. We worden linksop gestuurd, weer het veld in. Die lus van 1,4 km heb ik verkend en het is dan ook een geruststelling te weten dat de veldweg redelijk beloopbaar is. Dat belet niet dat die achtste kilometer veruit mijn slechtste tussentijd oplevert. Ik ben zelf verrast door de Garmingegevens. Ik heb me daarnet nog even verfrist onder de geïmproviseerde douche die een inwoner heeft geïnstalleerd. Maar de vermoeidheid is blijkbaar zo groot dat deze voorlaatste glooiing van in het totaal zo’n 800 meter er te veel aan is. Boven ga ik korte loop-deelnemer Bert Ernest voorbij, compleet gesloopt als hij is door de warmte. Mijn hiel zet mij aan tot voorzichtigheid in de onverharde afdaling naar het dorp. De weg over – de enige plaats waar wat supporters samentroepen – en dan door een smal steegje waar ik de plaatselijke haan voor de tweede keer groet. De laatste rechte lijn die hier overigens twee bochten maakt loopt ook weer omhoog. Ik zie geen onmiddellijke belagers achter me. Na de klim op de stenen is er mij trouwens geen enkele loper meer voorbijgegaan. Ik haal hier overigens nog mijn gemiddelde van over de hele wedstrijd. De boog. Opgelucht dat het achter de rug is, erg veel plezier heb ik er vanmiddag niet aan beleefd. Ik kan leven met een gemiddelde van 11 km/uur en een plaatsje net buiten de eerste helft van het pak. Dat is beter dan verwacht, waarschijnlijk omdat ik de warmte wat beter verdraag dan mijn collega’s en jarenlange trainingen op moeilijke parcoursen me hebben gehard. Manuel De Haro is 2 minuten voor me binnengelopen. Het verschil blijft nog binnen mijn eigen normen, ook al kan ik niet anders dan concluderen dat ik weer een plaats verloren heb in de hiërarchie van de oudsten.
Na een laatste gulzige beet in een sappige schijf watermeloen zoek ik de douches op. Ik bemachtig met enig geluk een plaatsje op een kleine bank onder een tentje en met nog meer geluk een dun maar kokend warm waterstraaltje. Naast me zit Bert Ernest te puffen. Hij is door zijn haast wekelijkse uitstappen naar het Luikse bevriend geraakt met de organisator. Daar zullen we straks nog ons voordeel mee doen. Aan de Limburgse tafel met Jo Vrancken en zijn maat Steven Machiels, respectievelijk zevende en negende in de totaaluitslag, Bert en zijn zoon en natuurlijk mijn superfan Marie-Paule die er onverhoopt toch bij is. We praten bij over vroeger en nu, drinken een fris pintje en eten een pain-saucisse. Bert steelt de show met zijn verhaal over zijn kennismaking met mijn dorpsgenoot Wesley Serrano, al maanden uitgeschakeld met allerlei blessures. Tussendoor worden Jo en ik naar het podium geroepen. Voor de ene is de concurrentie al groter dan voor de andere. Steven heeft de pech dat hij te jong is… Manuel De Haro is dit keer wel nog aanwezig voor de podiumceremonie. In zijn eigen gemeente mag hij de organisatoren niet in de steek laten. We sluiten de avond af met rijstevlaai, aangeboden door organisator Laurent Aidans.
(Foto’s: Marie-Paule)