Aubel (Challenge L’Avenir)
zon 10/02/2019 10u30 * Aubel (Challenge L’Avenir) * 9,5 km * 00:46:11 * 12,3 * 170/490 * 1/5 * ♥♥♥♥
In Herstal zullen ze ons moeten missen dit weekend. We hebben gekozen voor de Avenir-loop in Aubel. Jean-Pierre Immerix heeft mijn voorkeur gevolgd en zo zijn we dus met zijn drieën (met Marie-Paule uiteraard) op weg naar het land van de groene weiden en de Luikse siroop. Ik was hier voor het eerst in 2016 en ontdekte toen een van de mooiste parcoursen van het Luikse, ongeacht de challenge. Jean-Pierre kan zich na afloop ook vinden in mijn lovend oordeel. Jammer genoeg kunnen we vandaag niet echt (of helemaal niet) genieten van de bucolische geneugten van het Land van Herve. Het feestje wordt vandaag verstoord door twee ongenode gasten, regen en wind.
Met Jean-Pierre verken ik even de aankomstzone rond het voetbalveld van Aubel. Het complex zelf is nieuw maar de staantribune en het pad erachter schijnen nog uit de helft van de vorige eeuw te dateren. Daar moeten we straks door en eventueel nog een spurtje trekken. Dan ben je best voorbereid op de ongelijk liggende tegels, druk ik mijn maat op het hart… maar die schijnt zich daar niet druk over te maken. Ik zoek wel tevergeefs naar de aankomstboog die drie jaar geleden voor de hoofdtribune stond. Even gevraagd aan een toevallige passant in loperstenue. De aankomst is op de gebruikelijke plaats, wordt me verzekerd.
Tijdens de opwarming heb ik toevallig een gesprekje met Jacky Michat. Ik ken de rijpe vijftiger al enkele jaren van de Limburgse wedstrijden waar hij geregeld aan de slag is. Hij is er meestal in het gezelschap van Isabelle Sluysmans uit Voeren. Hij blijkt afkomstig te zijn uit Welkenraedt en ziet dus ook niet op tegen een flinke verplaatsing. In de Victors Cup is hij een vaste klant op het podium in de categorie 55+. Een man met kwaliteiten dus, die zeker ambities mag hebben in het Luikse circuit. Die ambities zet hij vandaag al kracht bij met een eerste plaats in zijn nieuwe categorie, veteranen 3. Nog een klasse hoger (ouder dus en nog dichter bij de eeuwige looproutes in het hiernamaals) strijden vandaag vijf man voor de eer. Die laten zich ook door dit hondenweer niet uit het lood slaan. Ze hebben al wat meer meegemaakt, twee van hen een hartoperatie bijvoorbeeld. Helmut Weynand, al halverwege op de tocht van het zeventigste naar het tachtigste levensjaar, heeft een clubmaat van de SC Bütgenbach meegebracht. Een nog oudere heer, ook een Helmut – Helmut Henz. In de leeftijdsklasse 80+ moet de oudste Helmut het opnemen tegen Louis Schmetz. “Gaat hij meelopen?”, vraagt Louis zich verwonderd af voor de wedstrijd. Toch wel, maar de eerste plaats van Louis komt niet in gevaar, lees ik af uit de uitslag. In de massa valt de ene al wat meer op dan de andere. Harry Hamers bijvoorbeeld, de Nederlands-Limburger, weer of geen weer, in singlet.
Het gure weer heeft geen vat op het traditioneel hoge deelnemersaantal in Aubel. Ik sta redelijk vooraan in het peloton van haast 500 man en laat me meteen meeslepen door het tempo van de voorste starters. Dat is even naar adem happen op de bultjes die we in de woonwijken van Aubel te verwerken krijgen. Ik wil ook geen tijd verliezen want Roger Dosseray is me met een razende vaart voorbijgegaan in een afdaling na 300 meter. Voor de start klaagt hij gewoontegetrouw over zijn kwaadwillige hamstrings maar ik ben wantrouwig geworden als ik dit soort verhalen hoor. Ik heb een paar honderd meter nodig om in het spoor van Roger te geraken. Dan ga ik toch weer voorbij en neem langzaam afstand. Ik moet overigens enkele kilometers wachten eer ik mij in een bocht in het open weidelandschap kan vergewissen van mijn voorsprong. Die blijkt geruststellend te zijn. We maken in de eerste 2,5 kilometer enkele lussen in woonwijken. Ik herken een oudere man voor me die zijn looppas ondersteunt met felle armbewegingen. Zijn stijl doet me denken aan die van Jean-Pierre. Is dit het gevolg van een speciale trainingstechniek of gewoon de uiting van een wilskrachtige persoonlijkheid? Misschien dat we over een aantal jaren wel spreken over de “Immerix-pas”? Nu ik toch aan hypotheses toe ben, zou de man niet Cyrille Ryckebusch zijn, die als tweede in mijn leeftijdsklasse op de uitslagenlijst staat? De naam zegt me niets, maar zijn gezicht komt me wel bekend voor… en hij is al eens vermeld in mijn blog. ( De zoekfunctie is een handige tool.) Ik bevind me hier in een zo goed als onbekend gezelschap. Wie wel vaker in mijn buurt loopt en wiens naam ik ken, is veteraan 2 Dominique Heusschen. Hij is me in zijn eigen werkmansstijl voorbijgegaan. Ik kan niet aansluiten en zie hem metertje voor metertje een kleine voorsprong bijeenharken. Die blijft echter beperkt tot 22 seconden aan de finish.
Als ik het bord van de 3 km zie, besef ik dat ik al flink in mijn energievoorraad heb geput. We lopen dan al enkele honderden meter tussen de weiden en zijn bezig aan het – in normale omstandigheden – fraaiste deel van het parcours. Beste lezer, u vertoeft misschien in een zonnig vakantieoord maar waar ik nu ben is de hel losgebroken. Regen en wind wedijveren om ons te koeieneren. Plotse windstoten blazen mijn nochtans strak aangetrokken Mergellopers-mutsje haast van de kale schedel. Ik moet mijn hoofdbedekking meer dan eens dieper over mijn hoofd trekken en zelfs vasthouden om het attribuut niet over de Herfse weiden te zien wegwaaien. De regen pletst neer op mijn regenjasje. Dat heb ik voor het eerst in mijn competitiecarrière van de laatste tien jaren aangehouden en behoedt me alleszins voor te felle afkoeling. Gelukkig is de temperatuur nog mild. Ik heb precies water in mijn oren gekregen. Alle geluiden lijken versterkt. De regendruppels tokkelen op mijn hersenpan. Het lijkt wel alsof mijn hoofd hol is. (Zie je wel, hoor ik nu enkele lezers denken.) Op de hoogvlaktes slaat de wind ongenadig toe. Als die tegen blaast, is het vechten voor iedere meter. Vooral als je toevallig alleen loopt. Maar de wil en de de conditionele weerbaarheid om te vechten, zijn er. Ondanks enkele dagen met weinig slaap. Dat slaaptekort heb ik ook wel deels aan mezelf te danken… en aan een vriend-loper. (Lees die laatste zin maar als een teaser voor een verrassing die ik nog in petto heb.) Ik ben net op een van de hooggelegen stukken als de weergoden hun venijnigste truuk uithalen. Een soort hagelregen teistert ons in de flank. Ik wend het hoofd af om mij te beschermen tegen de neerslagprikken. Met al die klimatologische pesterijen zou je haast nog vergeten dat de deinende asfaltwegen sowieso al een uitdaging vormen. Maar de hellingen zijn net niet steil en lang genoeg om het tempo te kraken. Het is zaak je schrap te zetten op de winderige plateaus en ontspanning te zoeken in de afdalingen en de windstille stroken. De nattigheid moet je maar proberen te vergeten. Ik kan mijn positie in het peloton vasthouden en boek zelfs een lichte vooruitgang naarmate de kilometers vorderen. De jonge mannetjes in het groen (van voetbalclub R.F.C. Aubel?) die daarstraks aan de start net achter de toppers stonden te dringen om erin te vliegen, krijgen lood in de vleugels. Ze bekopen hun onstuimige eerste kilometers en sukkelen nu verder aan de rand van de weg. Als Jean-Pierre enkele minuten later langskomt, zijn de meesten aan het wandelen.
Aan kilometer 6,5 in een bocht waar we daarnet de noordelijke richting hebben genomen en nu vanuit het oosten terugkomen, staat de bevoorradingstafel opgesteld, bemand en bevrouwd door enkele moedigen. Bedankt mensen maar ik wil vooruit en zal het nog wel zonder drank uithouden tot in Aubel. We hebben de Rue Crutz, de Dommelraedt en de Rue Messitert achter de rug. Dat klinkt niet echt Frans. In dit Land van Overmaas is de historie Diets. Tijd om de man/mannen van de wedstrijd aan te duiden. Dat zijn ditmaal de mannelijke en vrouwelijke fans die ik op verscheidene plaatsen op het parcours opmerk, in een bocht of op een plaats die bereikbaar is met de auto. Zelfs in deze danteske omstandigheden zijn ze trouw op post en steken ze de lopers een hart onder de riem. Ook wie zijn naam niet hoort roepen (zoals ik, ocharme) voelt zich niet alleen in deze natte, ongezellige wereld. Ik heb intussen wel het gevoel dat ik een van mijn betere dagen beleef. Dat gevoel wordt bevestigd als ik Béatrice Kevelaer in het vizier krijg. Zij loopt in het gezelschap van een andere dame (Valentine of Caroline?) Vorig seizoen was ik geen partij voor de moeder van twee zonen. Dat ik haar nu inhaal, is dus wel een goed teken. Ik dicht het kloofje op een van de hellingen maar hou er wel rekening mee dat deze taaie dame me alsnog zal terugslaan. Niet dat zij daarmee bezig is. Ik wel dus, ik kick op al of niet denkbeeldige duels. Valentine (of Caroline) haakt wel af. We zijn 7 km ver. Ik kijk uit naar de Ravel, waar we de wind in de rug zouden moeten hebben. Nog even een afdaling – Béatrice neemt weer wat voorsprong – en we beginnen aan de “rechte lijn” van 1800 meter op “onverhard”. Twee keer aanhalingstekens in mijn beschrijving. Ten eerste is de lijn niet volledig recht. Er zitten twee lichte golvingen in die je overigens als loper nauwelijks opmerkt. Het fietspad is inderdaad gelukkig niet in asfalt of godbetert beton. Het is een weg in aangestampte zwarte aarde die in normale omstandigheden een heerlijke loopondergrond biedt. Maar de neerslag heeft voor averij gezorgd. Het is dus wat zoeken naar het goede spoor tussen de plassen en de brij die de fietsers hebben achtergelaten. De modder zorgt wel voor volgekliederde kuiten of broeken maar heeft slechts minimale invloed op de snelheid. Maar de stijgingsgraad van rond de 2% met een uitschieter tot 3% drukt het tempo wel. Ondanks mijn inzet blijf ik boven de 5′ per kilometer hangen. De strijd tegen de elementen in de vorige kilometers hebben hun tol geëist. Ik heb mijn handschoenen uitgetrokken en wring ze meteen uit. Dat zal ik in de volgende kilometers nog enkele keren doen. Béatrice heeft dan toch geen topdag (of ik heb er net een). Ik kom weer in haar spoor maar word wel wat opgehouden door haar zigzaggende bewegingen om de beste loopstroken te vinden. Na enkele honderden meter wurm ik me dan toch langszij en neem wat afstand. Ik heb intussen nog een andere dame Valérie François, ingehaald en een begeleidend groepje. Of die haar echt begeleiden, is zomaar een veronderstelling van mij. Een man met Vikingtrekken (rosse baard en scherp uitgesneden gelaat) schuift langs me door. Is me die daarstraks al niet voorbijgegaan, vraag ik me af. Toch wel. Dan moet ik die weer hebben ingehaald. Ik ben de draad even kwijt. Nu ja, ik loop al van de eerste meters in een hoog toerental en heb een deel van de energietoevoer naar de hersenen moeten afsluiten om de hartspier en de beenspieren te bevoorraden. Daar is het smalle (voetgangers?)brugje boven de oude trambedding waarin de Ravel is aangelegd. Het voetbalveld en de aankomstplaats is nu niet meer veraf. Tot hier heb ik daarstraks ingelopen met Jacky Michat. Die is intussen al aan het uitblazen. Ik moet nog even aan de bak. Om de lopers achter me ook achter me te houden (wat voor enkele specimina niet lukt) en de lopers voor me in te halen (wat me in een zeldzaam geval wel lukt). Hoe dan ook, dit is een heerlijke looproute… in zonniger omstandigheden. Nog een dikke 600 meter. We steken een drukkere rijweg over. De tweede van het parcours buiten de stad waar signaalgevers zijn geposteerd. Het is toch wel een stuk makkelijker wedstrijden organiseren op het dunner bevolkte Waalse platteland dan in Limburg. “Le vrai sirop de Liège” staat er op de reuzenstroopdoos boven op het gebouw van de Siroperie Meurens. Die ligt rechts van ons en is een sponsor, zo blijkt uit de inspectie van het geschenktasje na de wedstrijd. Er lopen me nog enkele snelle finishers voorbij. Via een klein taluudje bereiken we een geasfalteerd paadje dat even verder breder wordt en leidt naar het voetbalveld van Aubel. Senior Cyrille Lesvisse snoept me nog een plaatsje af. Ik laat hem betijen en bereid me voor op de mogelijk gladde passage op de grote tegels (waarvan sprake in het begin van mijn verslag toen de regen ook al lustig neerviel). Na vijftig meter komt er plots een eind aan mijn beginnend spurtje. Er staat ineens een file lopers voor me. Die staan hier… aan de finish. Dus toch een wijziging. Nu, zoveel te beter, ik kan niet meer ingehaald worden en moet niet meer beducht zijn voor een valpartij in de laatste twee gladde bochten van de oude aankomstzone.
Ik bemachtig een plaatsje ruim in de eerste helft van het peloton, met dank aan het groot deelnemersveld. De tijd en het gemiddelde zien er niet spectaculair uit maar zijn van het Posterholt-niveau. Dat is althans mijn persoonlijke inschatting. Jean-Pierre eindigt net achter “een man op leeftijd met een wroetende looppas en een dikke snor” (Ik heb de bewoordingen van Jean-Pierre even aangepast). Jean-Louis Voss, weet ik meteen. Bezig aan zijn laatste jaar als veteraan 3. Die had je moeten kloppen Jean-Pierre, dat was een rechtstreekse concurrent!
Voorbij de streep drink ik snel een recuperatiedrankje en blijf in beweging om niet te verstijven in de natte koude terwijl ik wacht op Jean-Pierre. Als hij eraan komt na enkele minuten, zoeken we meteen warmere oorden op. Marie-Paule heeft al lang eieren voor haar geld gekozen in de kantine. Vandaag dus geen foto’s van onze aankomst. De douches zijn tiptop, de Jupiler is goed getapt …en er zijn geen prijzen voor de leeftijdsklassen. We krijgen wel een mooi papieren tasje mee met enkele lekkere streekproducten. We trotseren het stukgereden asfalt tussen Aubel en Visé en zijn snel weer in de zuid-oostelijke punt van Limburg. Het is hier al even miezerig als op de Herfse hoogvlakte maar er wacht wel een stevige spaghetti. Dan is het tijd voor een verdiend dutje…
(Foto’s Marie-Paule. Foto 1: Met Helmut Weynand en Roger Dosseray (in het wit) voor de start, tevergeefs hopend op een opklaring. Foto 2: De streep ligt achter de “staantribune” van R.F.C. Aubel) Foto 3: Met Jean-Pierre Immerix in de kantine. Benieuwd naar de uitslag.)