Natuurloop Lier

zat 14/12/2019 13u50 * Lier Natuurloop 10 mijl * 15,6 km * 01:20:29 * 11,6 * 140/237 * ??/?? * ♥♥♥

Ik ben er weer klaar voor, voor de competitie, … althans dat mag ik hopen. Oreye, op 27 oktober, lijkt al een eeuwigheid geleden. Een korte pauze, eind oktober, begin december, zat in de planning (onder meer door een gebrek aan aansprekende wedstrijden) maar een ziekte in twee tijden heeft mijn sportactiviteit de laatste weken in elk geval grondig verstoord. Eerst een zware verkoudheid, daarna een buikgriep haalden alle kracht uit mijn lijf en dwongen mij tot een zittend en liggend bestaan binnen vier muren.

Lier 1


Naar Lier, dus. Niet bij de deur maar ook niet het einde van de wereld. Misschien eens leuk als afwisseling, zowel het parcours als de stad. Deze loop stond al een tijdje op de planning en het is dan ook met enige opluchting dat ik in de auto stap, richting Antwerpen. Ik kies voor de langste afstand – kwestie van geen verplaatsing van 100 kilometer te maken voor een kort loopje. Die langste afstand is vandaag 10 mijl. Eergisteren heb ik, om mezelf gerust te stellen, de afstand nog eens op training afgelegd. Voor het overige wil ik me daar op een zacht tempo laten meedrijven in de groep. Het pakt weer eens anders uit. De natuurlopen – meervoud, er worden er vier per jaar georganiseerd, in de wintermaanden – vinden plaats in het rivierenlandschap van de Neten(n). Ook meervoud. De langste afstand varieert tussen de 16 km en de 25 km. Met 10 mijl ben ik wel verzadigd. Na afloop zeg ik het nog met meer nadruk.
In deze vlakke contreien zal ik weinig bekenden ontmoeten. Ik wacht in mijn eentje de start af in de kantine van het naburige Cultureel Centrum. Marie-Paule is naar de stad vertrokken waar weinig animo heerst. Lierke Plezierke zit na de middag mistroostig achter de gordijnen. “Maar dat is precies Maarten Dejonghe” bedenk ik als ik een spitse dertiger opmerk in de rijen lopers op weg naar de inschrijvingsbalie. Maarten is afkomstig van Sint-Truiden, zoon van vrienden, nu wonend in Brussel en vooral heel snel… als hij niet geblesseerd is. Dat is nu vandaag net het probleem. Een overbelastingsblessure dwingt hem tot voorzichtigheid. Een tiende plaats in de 10 kilometer is dan ook een mooi stapje vooruit in de heropbouw. Wie ik wel hoop te ontmoeten is Paul Celis, van het naburige Nijlen. Ik ken Paul (=Polle=Polleke) van de lange afstandslopen in het Land van Herve. Paul maakt enkele keren per jaar de verplaatsing naar Olne, Herve, Battice. En dat al gedurende een jaar of vijfentwintig. Zijn zonen zijn intussen ook in zijn voetsporen getreden. Een kwartiertje voor de start ontmoeten we elkaar in een niet nader genoemde ruimte. Ik stel de vraag die ik beter niet had gesteld. “Hoe lang doe jij daarover?” Over die tien mijl dus. “De laatste keer 1u23′”. Dat zou ik misschien kunnen volgen, denk ik. Aanklampen en dan zien waar ik uitkom. Dat had ik ook beter niet gedacht.

Lier 3


Ik draai enkele rondjes op de atletiekbaan van A.C.Lyra. We moeten hier straks op het einde nog een volledige ronde afleggen. Ik heb daarnet even geïnformeerd bij Maarten. De lopers uit Brussel komen hier vaker. Het vlakke parcours is bij uitstek geschikt voor een snelle tijd. Intussen wordt het weer almaar guurder. Lopers en begeleiders zoeken de warmte op in de kantine maar als die vol is biedt alleen een bakstenen muur enige beschutting. Ik moet me vermannen om de start van de 10 km-loop met Maarten buiten te volgen. Tien minuten later is het onze beurt. Terwijl het gros van de lopers, goed beschermd tegen de elementen, heen en weer dribbelen om niet af te koelen, zie ik de broers Verluyten een laatste sprintje trekken …in singlet. “Jullie hebben grootse plannen, zo te zien” zeg ik tegen Frankie die ik ken van de Challenge hesbignon. “We zullen wel snel genoeg lopen om geen kou te krijgen” lacht Frankie. Geen grootspraak: Kevin wint, Frankie eindigt zevende. Ik heb mij even achter Polle geposteerd en volg hem als zijn schaduw in de eerste halve pisteronde en op het kronkelige pad dat ons meteen aan het water brengt, hier de Nete tout court genoemd. Polle en zijn maat in het zwart zijn wat handiger in het ontwijken van de obstakels langs een parking, nog in de stad. Ik mag hier achter de kleinste man in het peloton aanzitten, daarnet ben ik een reus voorbijgelopen. Een stevig gebouwde kerel van meer dan 2 meter. Ik ga hem zo snel mogelijk voorbij om geen onvrijwillige tik van zijn rechterelleboog op mijn neus te krijgen. En draai me tien meter verder nog om zijn imposante gestalte nog eens te aanschouwen. Na een dikke kilometer zijn we uit de stad en lopen we het natuurgebied in dat het decor wordt van een episch gevecht van de mens tegen de elementen. En van één mens die zich overschat heeft tegen zichzelf. Vanaf 200 meter na de start moet ik vechten om in het spoor van Polle te blijven. In het groene gebied aan de rand van de stad heb ik een kloof van een tiental meter moeten laten. We maken nu een lus van 1300 meter langs (en over een brug van) de Grote Nete. Aan de overkant zie ik de eerste lopers. Kevin Verluyten kan ik niet met zekerheid identificeren, zijn broer Frankie zie ik wel duidelijk een aantal plaatsen opschuiven. Met die snelheid zal je inderdaad snel warm krijgen. Overigens heb ik het zelf ook wel niet koud, daarvoor zorgt mijn achtervolging op Polle. De regen lijkt trouwens ook even een pauze in te lassen. Op de terugweg van de brug heb ik me dan toch naar voren gewroet en kom ik nu langszij Polle. Die me middels een afsnijmanoeuvre aan een brug met lichtgroene bogen weer enkele meters aan mijn broek lapt en me weer tot een versnelling dwingt. Er volgen nu vijf kilometer in noord-oostelijke richting, voortdurend langs het water: het eerste deel langs de Kleine Nete, daarna langs het Netekanaal. Geen enkele van die gegevens zijn mij in “real time” bekend. In die richting hebben we blijkbaar wind mee, of alvast geen wind tegen. Over het aantal afgelegde kilometers heb ik ook geen idee. Ik zie Polleke bij elke afgelegde kilometer wel zijn horloge bekijken maar hou me verder niet bezig met de snelheid. Die bepaalt hij en die ligt voor mij sowieso te hoog. Ik moet voortdurend geconcentreerd blijven om het contact niet te verliezen. Rond de vierde kilometer zit er een kink in de rechte lijn. Na een lang uitgesponnen bocht langs de Nete is de weg langs het kanaal meedogenloos recht. Ik snak naar variatie en besef dat ik mijn hand heb overspeeld in mijn poging het tempo van Polle te willen volgen. Die man doet nog marathontrainingen, binnenkort is hij aan zijn honderdste toe. Ik heb me sinds het vertrek nog geen seconde op mijn gemak gevoeld. Altijd maar proberen het tempo vast te houden. Zou Wim Meyers zich ook zo voelen in zijn recordmarathons? (Ik zal het hem eens vragen. Maar dan moet ik eerst nog een gezamenlijk loopje geregeld krijgen. Dat is met de druk bezette bedrijfsleider nog moeilijker dan een audiëntie krijgen bij de paus.) De kilometertijden boven de 5′ die ik achteraf onder ogen krijg, zijn dan ook nog eens niet zo bijzonder. Hoe dan ook, Polle en ik ook dus, lopen in een klein groepje waarbij nog een zeventiger, denk ik. In de uitslag zie ik nog twee collega’s van het bouwjaar 1948. De weergoden zorgen wel voor enige afwisseling, door nu en dan een stevige bui op ons los te laten. De man met de witte pet trekt dan zijn zwarte kap over zijn hoofd. Dat maakt de namiddag nog somberder. Er komt dan toch een einde aan de rechttoe-rechtaan-weg. We moeten een brug over. In Emblem vermoed ik, ik heb die naam daarstraks horen vallen. Ik zie dat er toch enkele “Sasvrienden” onder een grote groene paraplu een visje proberen te verschalken. Die zijn al even fanatiek als wij. “Wind op nu” meldt Polle. De brug over, even een klimmetje en een afdalinkje in de modder. Voor het overige is het hier al asfalt dat we onder de voeten krijgen. We keren terug naar Lier… zie ik later op mijn Garmin-track, ik heb er verder geen idee van in welke richting we lopen. Op een dijk aan de rand van het Netekanaal. Nu zitten er enkele kronkels in het pad. Maar daar heeft nu waarschijnlijk niemand oog voor. We krijgen hier de wind en de striemende regen in het gezicht. Het groepje is intussen een klein pelotonnetje geworden: deels lopers die we hebben bijgehaald, deels lopers die van achteren komen aansluiten. Het is een gehijg en een gepuf en een voortdurend geschuifel van posities. “Achter welke rug kan ik me het beste verschuilen?” zie je de meesten denken. Het groepje wordt nu gemend door een loper in een oranje vest die ik nu pas opmerk. Een verse kracht? Ik volg meestal op de derde rij. Maar voor hoelang nog? Stel je voor dat ik hier alleen val, midden in deze desolaatheid van wind en regen. Ik hoor weer een horloge zoemen. Een dame heeft de goede ingeving te vragen hoeveel kilometer we achter de rug hebben. Ikzelf wil echt geen energie steken in het controleren van de afstand. “10 kilometer” is het antwoord. Dat is meer dan ik had ingeschat. Die meevaller geeft me weer wat moed om me vast te bijten in het tempo dat de eerste van de groep aangeeft. Dat gaat goed tot aan km 11,5. Een seingever stuurt ons naar rechts. De man staat daar al een half uur moederziel alleen in de regen. Geen twijfel mogelijk voor de jury, in de persoon van uw verslaggever: de mannen (en vrouwen?) van de wedstrijd zijn de moedige seingevers van vandaag. Een brug, weer een klimmetje. Dat ik met een goed tempo neem… maar mij toch op een kloofje komt te staan. Dat ik boven probeer te overbruggen, voorlopig zonder succes. De juffrouw met de airbag (dik trainingsvestje dat bol staat door de wind) moet achterblijven. We verlaten het Netekanaal en komen nu weer op de dijk langs de Kleine Nete. Ik doe een nieuwe poging om de aansluiting te maken. Het groepje heeft al meer dan twintig meter voorsprong. Maar het fluogele vest van een van de lopers dat weerspiegeld wordt op het gladde asfalt wordt kleiner. Ik moet me gewonnen geven. De loper die ik daarnet heb achtergelaten komt terug langszij. We zullen samen de volgende zachte bochten langs de Nete ronden. “Wie had dat vanmorgen gedacht?” puft hij. Door de omstandigheden kunnen we er niet van genieten maar dit rivierenlandschap met links en rechts afgedamde rivierarmen is best aantrekkelijk. Op een zonnige dag in de warme maanden krioelt het hier waarschijnlijk van fietsers en wandelaars. Even later worden we voorbijgestoken door een man in het zwart (de overheersende kleur vandaag) die zijn cartouches voor het einde heeft bewaard. In een mum van tijd is hij bij de groep… en verdwijnt hij uit (mijn) beeld. We hebben nu zo’n dertien kilometer achter de rug (zie ik achteraf op mijn Garmin-track). Ook Polle moet nu van voren loslaten. We passeren weer de brug die we aan km 2,6 ook al zijn overgestoken. Aan de andere kant nemen we nu de linkerzijde, richting stad. Ik moet Marc Bequet, mijn gezel van de vorige anderhalve kilometer, laten gaan. En zal de resterende 2 km in mijn eentje moeten overbruggen. Aan onze linkerzijde loopt nog steeds de onvermijdelijke Nete. Rechts de straat en de huizen. Ik kom welgeteld één wandelaar tegen, overigens voorzien op de barre omstandigheden. De benen zijn nu echt op. Een troost heb ik nog, ik zie de man voor me nog meer afzien. Ik zal Michel Gielen kort voor het opdraaien op de piste inhalen. Herwig Vanasch, ook in mijn groepje en ook niet meer van de jongsten, heeft nog reserves en gaat me voorbij. De vijftiende kilometer wordt op één na de langzaamste van de loop. Alleen de startkilometer ging nog trager door het oponthoud in het compacte peloton. Na de laatste brug, op 1 kilometer van de streep, draaien we linksaf. Ik kan vanaf de overkant het verlies afmeten tegenover mijn kompanen van daarstraks. Het groepje bestaat niet meer, volledig uit elkaar gevallen onder druk van de kilometers en de vermoeidheid. In elk geval heb ik een dikke minuut verloren op de dame in het blauw (Kirsten of Karolien?). Ik hoor dat de speaker de finishers met naam en woonplaats aankondigt. Ik vind dat ik ook wel een vermelding verdien. Maar daarvoor moet ik eerst mijn windvestje openen om mijn nummer te tonen. Laat u niet bedriegen door foto 2. Zo heb ik alleen de laatste driehonderd meter gelopen. Polle heeft uiteindelijk een pistebocht voorsprong.

Lier 2

En in de laatste meters gaat me nog een man, Ivo Vanderwaeren, voorbij. 1u20′ zegt het tijdsbord. Dat is drie munten onder de richttijd van Polle die ik vooraf als wat hooggegrepen had ingeschat. Die tijd verzacht meteen de miserie van onderweg. Het deelnemersveld valt wel sterker uit dan in de Waalse challenges. De eerste helft van het peloton haal ik niet. Een Lyra-official zorgt nog voor een grappig moment. Bij het inleveren van ons nummer wordt de borgsom terugbetaald die we bij de inschrijving op tafel hebben moeten leggen. De man heeft een heel stapeltje 5 euro-biljetten in de hand. Hij overhandigt me netjes een exemplaar. Ik moet spontaan glimlachen en ontlok eenzelfde reactie bij de biljettenverdeler. De regen laat ons nog altijd niet gerust. Ik wandel naar de auto die vlakbij geparkeerd staat en voel plots een pijnlijke stramheid in de onderrug. Dat zal weer een werkpunt worden voor de volgende dagen.
Een beker tomatensoep met (twee) balletjes en de traditionele blonde Leffe onder het zeil van A.C. Lyra sluiten de middag af. Daarna jaagt het afschuwelijke weer ons snel weg uit Lier.

(Foto’s Marie-Paule. Foto 1: Troosteloos Lier op deze miezerige decem