Cornesse (Challenge L’Avenir)
vri 07/07/2017 19.15u * Cornesse (Challenge L’Avenir) * 7,9 km * 00:39:04 * 12,1 * 198/633 * 7/25 * ♥♥♥
Cornesse stond een week geleden nog niet op mijn wishlist maar ik heb mijn wedstrijdschema enkele dagen geleden omgegooid toen ik me realiseerde dat er mij anders drie weken competitiederving te wachten stonden. Een prettige toevalligheid is dat ik nu ook de tweede wedstrijd in dit kleine dorpje bij Pepinster aan mijn palmares kan toevoegen. De eerste, de “Jogging Ligne Bleue”, heb ik twee jaar geleden betwist. Minder leuk is dat het vandaag weer broeierig heet is. Het parcours belooft wel minder zwaar te worden dan wat er in deze buurt meestal wordt opgedist. Ze hebben hier in en boven de Vesdervallei meestal ook niet veel keuze. Op weg naar hier toe hebben we al heel wat bordjes gezien waarop de kersen van de streek worden aangeprezen. Ik ben dus al wat in de stemming voor de “Jogging des Cerises” zoals de loop wordt genoemd. De gemiddelde lezer mag de naam Cornesse koud laten, hier in de buurt is deze jogging een begrip. Meer dan 600 deelnemers. Tenzij al die joggers eerder op kermisvermaak uit zijn. Vier dagen alstublieft, zo een beetje als Zussen. En zoals in mijn buurdorp is de tent gewoon over de weg opgesteld. Ik loop toch niet helemaal verloren in die massa met ongetwijfeld veel gelegenheidslopers. Er zijn de vaste klanten van de “Avenir”, vaak vertrouwde gezichten maar onbekende namen, en enkele habitués van de andere challenges. Meestal categoriegenoten of veteranen 4 – zeventigplussers – die het nog altijd niet kunnen laten. Ik hoor Mauro Calogero (77) voor het eerst over stoppen spreken. Of alleszins niet langer een klassement in de challenges najagen. Roger Dosseray stelt mij aan Roger Archambeau als “une vieille connaissance”. Die antwoordt met een kwinkslag: “Wij hebben alleen maar oude kennissen.” Roger legt na de loop de vinger op de wonde. “Ik haal de 13 per uur niet meer”. Maar de meest memorabele ontmoeting van de avond heb ik met mijn toevallige buur op de bank onder de tent. Voor hij zijn copieuze hotdog aanbijt vraagt hij me hoe de koers verlopen is. We geraken in gesprek. “Ook veteraan 3?”, vraag ik. Die zijn voor alle duidelijkheid, tussen de 60 en de 70. “80, ik ben er 80”, is het antwoord. De muziek staat luid maar ik heb het goed verstaan. Eén keer per week trekt mijn toevallige gesprekspartner de sloffen aan voor een oefenloopje. Hij pikt ook nog graag een wedstrijd mee in zijn buurt. Voor enkele weken heeft hij de zware en warme Jogging de Verviers tot een goed einde gebracht. En hier laat hij nog 100 deelnemers achter zich. Louis Schmetz van Thimister, zoek maar op.
In de Salle des Combattants waar we ons inschrijven bestudeert Nicolas Bynens het parcours. “Aan het kijken waar je me gaat lossen?” plaag ik de 60-plusser uit Juprelle. Ikzelf verlaat mij op het hoogteprofiel in Openrunner. We zouden hier een nagenoeg vlakke wedstrijd voor de voeten krijgen. Na de uitleg van de speaker voor de start moet ik mijn verwachtingen wat bijstellen. Het moeilijkste deel van het parcours situeert zich een dikke kilometer voor het einde. Er zit ook een portie onverhard in, heb ik vastgesteld bij het inlopen. Om tien over zeven zijn we er klaar voor. Maar de wedstrijdleiding nog niet. Er zijn zich nog altijd lopers aan het inschrijven en er wordt ons nog even geduld gevraagd. Ik hoor het verhaal van de omroeper wel drie keer. “Encore quelques petites minutes, on attend le signal de l’informaticien”. De lopers worden ongeduldig door het lange wachten en dringen almaar meer naar voren. Ik ben intussen ook opgeschoven vanonder het grote tentzeil waar het vrij drukkend is en krijg nu wat meer adem in open lucht. Ze hoeven zich hier niet echt te haasten, de wedstrijd zelf is nauwelijks acht kilometer lang. We zullen dus wel voor het donker binnen zijn.
Het stilstaand wachten heeft zoals gevreesd een verwoestend effect op mijn benen. Ik heb enkele honderden meters nodig om in mijn ritme te komen. Dan hebben we de eerste bocht al genomen en drie grote zandzakken ontweken. Die liggen daar als obstakel tegen eventueel verkeer van een verstrooide autobestuurder. En omdat de firma in bouwmaterialen die de “big bags” heeft aangevoerd zo haar naam kan tonen aan het aanstormend peloton. We maken eerst een galarondje van 700 meter om tussen het frietkraam en de kermisattracties en door de tent te passeren. Bij de eerste zachte klim naar het dorp heb ik het gevoel dat de zon al wat aan hevigheid heeft ingeboet. Maar – zo zal ik later merken – is dat vooral te danken aan de lichte wind die voor enige verkoeling zorgt. We draaien in westelijke richting. Ik volg met de ogen het geschuifel in de eerste kilometer. Iedereen zoekt zijn plaatsje in het peloton. Een ongeduldige jongeman snijdt met een diagonale beweging de weg voor me af. Enkele lopers zijn onderweg met een flesje drank. Zij nemen hun voorzorgen, zelfs in een korte loop als deze. Een andere collega heeft, ook bij dit weer, zijn driekwartbroek uit de kast gehaald of die daar nog niet opgeborgen. We lopen tussen de weiden op een van die smalle asfaltwegen die de charme van de wedstrijden rond Verviers uitmaken. Het zijn mijn lievelingswegen waarop ik voorlopig een mooi tempo kan aanhouden, ook al blijft het een kilometer of twee licht omhoog gaan. Hier zal ik ook mijn beste kilometertijden laten optekenen. Bij gebrek aan mij bekende veteranen 3 richt ik mij op een opvallende figuur voor me. Daar is de juffrouw die daarnet sprintjes aan het trekken was onder de tent. En daar is ook veteraan 4, Helmut Weynand. De juffrouw haal ik snel in, nog voor we een korte maar hevige afdaling van 200 meter aansnijden. Hier ben ik precies nog geweest. Dat moet dan in 2015 geweest zijn in de andere loop in Cornesse. Rechtsaf nu. een pad in. Het is smal, moeilijk beloopbaar en… warm. De hitte valt plots op ons, nu we de wind in de rug hebben. Ik zit gevangen in de rij lopers en loop ik in een ongemakkelijke schuine houding om stenen en geulen tijdig op te merken. We moeten ook weer de hoogte goedmaken die we daarnet verloren hebben. De kilometertijd gaat met een ruk naar beneden. Na een kort intermezzo op het asfalt draaien we een stenige maar wat bredere veldweg op. Ik ben wat dichter bij Helmut gekomen maar de oude rakker (met respect gezegd) neemt weer wat voorsprong zodra de weg weer licht daalt. Ik draai nu goed rond – 4’30” op de vlakke stukken- en nader weer op Helmut. Km 4,4: de bevoorrading komt eraan, dit keer een model in het genre. Tafels links en rechts van de weg, in een bocht waar we sowieso de snelheid moeten milderen. En met voldoende bevoorraders die hun job kennen. Water over het hoofd, kleine slok. Dat gaat wat sneller dan bij Helmut. Hij zal niet meer terugkomen maar verliest in de volgende kilometers slechts luttele seconden. We komen weer even tussen de huizen. Ik krijg nog aanmoedigingen van een man in blauw shirt, een vertrouwd gezicht, onbekende naam . Hij gaat me voorbij, stopt even verder in een bocht om een slok bier te dronken bij zijn fans en loopt me een honderd meter opnieuw voorbij. We zijn intussen al een stuk voorbij halfweg. Dat moet daar Roger Dosseray zijn. De schouders hoog opgetrokken, de ellebogen uit elkaar. Zijn magere benen zijn flink gebruind, heb ik voor de start gezien. Ik haal hem in op een dalende strook. “Vorig jaar liepen we zo” hijgt Roger, terwijl hij naar de weg wijst. Ik weet het niet Roger, denk ik, en ik wil mijn energie sparen onder de brandende zon.
Gelukkig krijgen we even verder weer wat schaduw. We draaien een bredere veldweg in die weldra zal versmallen tot een eng pad. Dit laatste stuk heb ik verkend, hier zal ik niet meer voor verrassingen komen te staan. Het is een mooi pad om in je eentje en op je gemakje te lopen maar hier een wedstrijdtempo aanhouden is te veel gevraagd voor mijn stramme spieren. De kilometertijden donderen weer naar beneden. De moeilijkste brok krijgen we na 6,5 km. Ik ben in het spoor gekomen van Béa. Ze wordt op sleeptouw genomen door een oudere begeleider. Haar trainer? Béa is Béa Kevelaer, de trainer is Michel Gomzé. Ik ga haar voorbij voor we het steilste stuk opdraaien, een smal en hobbelig donker pad tussen de bomen. Michel deelt kwistig aanwijzingen uit, “kleine pasjes”, “toon je karakter”. Ik ben even op stapmodus overgeschakeld maar zie Béa toch niet voorbijkomen. Meer nog, ze verliest in de laatste 1,2 km zo’n 40 seconden. Er is nog werk aan de winkel voor de coach. Ik vraag me trouwens af of die peptalk helpt. Mij zou het vooral irriteren.
In dit tweede deel van de wedstijd protesteert mijn maag ook als ik wil versnellen op de beter beloopbare stukken. Is het de warmte of gewoon het signaal dat ik aan mijn limiet zit? Een jongeman met iphone op de arm (kan ook een samsung zijn) haalt me nu al voor de tweede keer in, telkens als de weg stijgt. We komen weer op de rijweg naar het centrum. Het blijft nog even klimmen. Langs het voetbalveld. Waar is de jongeman met de iphone? Ik zie hem niet meer voor me. Ik heb hem blijkbaar gelost op het vlakke. We lopen nu tussen de supporters. Hier en daar hebben de bewoners zich buiten aan een tafeltje geïnstalleerd om de gebeurtenissen vanop hun plooistoeltje gade te slaan. Ik verlies nog enkele plaatsen op de rechte strook van 400 meter door het dorp. Ik kijk uit of we nog niet rechtsaf moeten slaan. Maar er volgt nog eerst een bocht. Daar is het. Een smalle doorsteek, drie meter lang. De voorbereiding is het halve werk. Ik weet dus dat ik hier links moet houden om niet tegen een afsluiting te botsen. Alweer een fractie van een seconde gewonnen. We lopen een fraaie verkaveling in. De mensen zijn uit hun huizen gekomen om ons aan te moedigen in de laatste halve kilometer. Ik zie Nicolas Bynens de laatste rechte lijn naar de finish opdraaien. Te laat om hem nog bij de lurven te vatten. Ik zet de eindspurt in te midden van de kermispret. Op een twintigtal meter achter me hoor ik een achtervolger naderen. Maar waar is hier precies de streep? Een boog heb ik evenmin gezien bij het vertrek. Het is blijkbaar verder dan de tent. Daar troept een kladje lopers samen. Ik sluit aan bij de wachtenden voor me. De tijdsopname is elektronisch, de plaatsregistratie gebeurt kennelijk manueel. Mijn achtervolger – senior Jérôme Leduc – is tot het einde doorgegaan en komt met grote snelheid op het groepje ingelopen. Hij wringt zich voor me. Met een armbeweging zet ik hem weer op zijn plaats, dat is achter mij. “Jij begint Sagan-trekjes te vertonen” grinnikt Marie-Paule. “Het was tijd dat ik aan de streep was” knipoogt Nicolas als hij me opmerkt. Ik ben ook blij dat het weer achter de rug is. Als het parcours eens wat milder is, haalt de zon weer uit. En zo jakkert een (lopende) mens zich altijd af.
Na de wedstrijd ontrolt zich het gebruikelijke scenario. Met toch één wijziging: vanavond geen pain-saucisse maar een hotdog. De drankbonnetjes zijn op, we vertrekken naar huis. Die verplaatsingen verlopen ook altijd volgens hetzelfde stramien. In het komen erger ik mij over de bizarre routekeuze van de GPS. Op de terugweg moppert Marie-Paule over de “betere” keuze die ik maak. Via Pepinster rijden we door de Vesdervallei richting Luik. Dit is voor mij pure nostalgie op het parcours van mijn eerste en derde marathon. De herinnering blijft, de conditie van toen is geschiedenis. Nog enkele kilometers. Aan de Hallembaye liggen mijn trainingsroutes al in de duisternis…
(Foto 1 van Marie-Paule: samen met Nicolas Bynens voor de start. De lachende derde is Jean-Claude Odeurs, mede-organisator van de Challenge van de Provincie Luik.)