Luik (Liège Métropole – CJPL)
zon 07/05/2017 11u * Luik (Liège Métropole – CJPL) * 14,5 km * 01:12:06 * 12 * 632/2833 * 15/71* ♥♥♥
De kalender is dit jaar gunstig om voor het eerst in mijn lopersleven de 15 km van Luik te betwisten. Ik kick niet echt op massa-evenementen maar deze wedstrijd mag toch niet ontbreken op mijn palmares. Er blijkt in de omgeving nog heel wat parkeerplaats voorhanden te zijn en dus slaan we ruim voor de verder gelegen “officiële” parking van winkelcentrum Belle-Ile een zijstraat in. We vinden een plaatsje tussen het grote politiekantoor en de gebouwen van verzekeringsmaatschappij “Omnimut”. Nu mijn karretje een veilige haven heeft gevonden, begeven we ons op weg naar het Congrespaleis in het Parc de la Boverie. Daar is alles piekfijn georganiseerd en enkele tellen later kan ik mijn nummer opspelden. Dat is nummer 1108, “un numéro gagnant” volgens de man achter de inschrijvingstafel. Kijk, daar wordt een mens nu vrolijk van. Mijn humeur wordt er nog beter op als we even later enkele Limburgse vrienden tegen het lijf lopen. En dat zijn niet bepaald mannen voor wie deelnemen belangrijker is dan winnen. Jammer genoeg moet iedereen na afloop snel huiswaarts en kan ik hen niet feliciteren voor hun sterke prestatie. Dat is plaats 8 voor Jo Vrancken, plaats 11 voor Koen Vangrieken en plaats 62 voor Kris Pipeleers. Alleen Guido Vrancken staat niet hoog in de uitslagenlijsten maar hij staat wel op het virtuele podium van de trouwe supporters.
Ondanks de grote toeloop is er ruimte genoeg om op te warmen. Ik loop wat kriskras door het park maar kan de loomheid en de stramheid niet uit mijn benen schudden. Ik heb hier weliswaar geen tijds- of plaatsaspiraties maar hoop toch in dit uur sightseeing van Luik niet door zere benen te worden geplaagd. Tussen de duizenden deelnemers merk ik hier en daar toch een bekende op: mijn categoriegenoten Luc Hilderson en Claude Herzet die enkele minuten voor me eindigen. Nicolas Bynens en Christian Vandevenne die maar een zucht sneller zijn.
Ik vermoed dat ik me ongeveer in het midden van de lopersmassa bevind als we de start afwachten. Hoever de mensenzee nog naar achteren uitdijt kan ik alleen maar gissen. Ook enkele oude gloriën hebben zich ingeschreven naast de vedetten van vandaag, de wedstrijdlopers van de Challenge van Luik en vele, vele zondagslopers voor wie deze loop wellicht het jaarlijkse hoogtepunt van het sportieve jaar is. Kortom, zoals de omroeper het uitdrukt, een “tutti frutti-peloton”. Ook in de populairste loop van Wallonië – zoals de speaker trots meedeelt – gebeurt de aftelling in het (Amerikaans) Engels. Waarom niet in het Luiks? Daarnet werd op het podium wel “Valeureux Liégeois” aangeheven, een oud patriottisch gezang uit de tijd van de Luikse Revolutie. “Three, two, zero”, het startschot weerklinkt en… er gebeurt niets. Na een vijftal seconden komt er dan toch beweging in de massa en vertrekken we in de geur van de worstenkraampjes voor onze tocht door het centrum van Luik.
Na 1 km met een lichte helling op een Maasbrug draaien we rechts de Avenue Rogier en de Boulevard d’Avroy op, bekende lanen maar dan wel vanop de zetel van een auto. Op deze brede verkeersassen is er volop ruimte om te bewegen tussen de rijen lopers maar ik probeer hier in de eerste plaats een aangename kruissnelheid te vinden. Tussen al die onbekende collega’s voel ik geen enkele aandrang om plaatsen te winnen. Op de Boulevard de la Sauvenière (de oude aankomst van Luik-Bastenaken-Luik en… van mijn eerste en derde marathon) spot ik dan toch een bekende, Claude Larminier. Deze Luikenaar van 63 duikt ook overal op, een beetje vergelijkbaar met ondergetekende. Ik ben niet gek van zijn wilde baard, maar ben wel van zijn mooie uitspraak van het Frans. Maar ik dwaal af. De vurige stede is op dit zondagse uur vooral een slapende stede. Marie-Paule die me opwacht aan de rotonde voor de Opera is onder de indruk van de rust die over de Maasmetropool hangt, vertelt ze me achteraf.
Voor de Place Saint-Lambert draaien we links af. De weg naar de rotonde aan de hoek van het Prinsbisschoppelijk Paleis stijgt al flink. Het blijft verder omhoog gaan naar de Collégiale Sainte-Croix. Daar nemen we links. Oei, richting quartier Saint-Laurent, dat wordt nog een lange klim. Ik heb het traject vooraf maar oppervlakkig bekeken en wat te snel geconcludeerd dat het een vlakke loop zou worden. De 500 meter naar de Basilique Saint-Martin met pieken tot boven de 10% is een zware klus. Die ik met redelijk succes opknap. Ik val niet stil en blijf net onder de rode zone. Ik heb nochtans een goede reden om niet te lang te blijven hangen in het gezelschap waarin ik me op dat ogenblik bevind. Uit de rangen lopers stijgt een angstaanjagend gekerm op. Het gehijg van een loper van Racing Bruxelles is al te horen vanop 20 meter afstand. Ik probeer hem zo snel mogelijk achter te laten. Ik blijf het irritante geluid nog een tijdje horen … tot het op een gegeven ogenblik ophoudt. Nu heeft hij het begeven, is mijn eerste reactie, maar wat later geeft hij opnieuw een teken van leven. Gelukkig ben ik dan ik al wat verder uit zijn buurt en neemt de geluidsvervuiling snel af. Boven op een plateautje verlaten we even de Rue Saint-Laurent en draaien een parkje in met een historisch gebouw. Dat wordt weer opzoekingswerk voor mijn verslag, bedenk ik, terwijl ik een bekertje aanneem van de bevoorrading die hier staat opgesteld. Wel, we lopen voorbij het Hospice Saint-Agathe, oorspronkelijk klooster van de Sépulcrines (Zusters van het Heilig Graf of Bonnefanten). Bij het bestuderen van het parcours na de wedstrijd krijg ik antwoord op mijn vraag waarom we hier een ommetje maken op privégrond. In het oude klooster is het hoofdkantoor van energiebedrijf Lampiris gevestigd, officiële partner van de organisatie. Dat verklaart meteen waarom ik hier zoveel groene Lampiris-shirts in het peloton opmerk. Nu moet ik echt verder, ik ben nog maar aan kilometer 4,2. De inspanning heeft me wel helemaal op temperatuur gebracht. Ik had me vanmorgen gekleed op de frisse wind maar in de volgende kilometers zal ik het te warm hebben. Nauwelijks 200 meter verder krijgen we weer een passage op een privédomein aangeboden, ditmaal in de Kazerne van Saint-Laurent. Dit is ook weer een historisch complex, namelijk van het Oud Militair Hospitaal en oorspronkelijk de Abdij van Saint-Laurent. Na de beklimming naar Saint-Laurent – waar de snelheid terugviel tot boven de 5′ per kilometer – wordt het ritme boven gebroken door het vele keren en draaien, vaak op oude kasseien of nieuw aangelegde luxekasseitjes.
We hebben het hoogste punt van het parcours bereikt en duiken in de zesde kilometer weer naar de stad in de vallei. Het tempo gaat wel wat omhoog maar met 4’36” op deze kilometer zal ik geen snelheidsrecord vestigen. Dat is vandaag ook niet het opzet, ik probeer zoveel mogelijk van de omgeving mee te krijgen. Even zoeken naar het straatnaambord. Ah, we zijn boven in de faubourg Saint-Gilles. In een bocht zorgt een groep percussionisten voor animatie en/of kabaal. Aan km 6 zijn we weer op het vlakke. Voorbij de HEC Management School (lap, weer in het Engels) maken we een lus door een park. Ik ben hier even het noorden kwijt. We zijn hier toch niet terug aan het park waar de start is gegeven? We lopen boven langs een reeks serres. Bij het bestuderen van het parcours achteraf zie ik dat we door de Jardin Botanique zijn gepasseerd. Dit gedeelte van Luik is mij onbekend. Ook de Eglise Sainte-Véronique in bombastische neo-klassieke stijl voor kilometerpaal 7 is nieuw voor mij. Ik mag dan al geen topbenen hebben vandaag, als kennismaking met het onbekende Luik is de voormiddag al geslaagd. Na 7 km kom ik weer op bekend terrein, de Rue du Plan Incliné (niet dat ik de naam kende) die naar het Guillemins-station leidt. Ik blijf in een groepje met onder meer een lange smalle met een staartje. We lopen onder de grote overkapping door van het nieuwe station – een werkstuk van architect Calatrava – en kijk en passant even welke tentoonstelling er nu loopt in het station. “Het terracotta-leger, de erfenis van de eeuwige Chinese keizer”. Net voorbij, zie ik. Geen erg, is heb ze bezocht in… Maaseik. We zijn nu halfwedstrijd. Er is hier heel wel wat animatie langs het parcours, toevallig of niet net op het halfwedstrijdpunt. Marie-Paule – op weg met lijn 4 van het centrum naar het station – mist net mijn doortocht. Voorbij het station loopt het parcours door de rood licht-wijk die overigens veel van haar glans heeft verloren na de heraanleg van de Guillemins-wijk. Pech voor een bordeelbezoeker die net een plaatselijk etablissement verlaat als de meute lopers langskomt. We lopen over de Place du Général Leman. Niet speciaals te vermelden, tenzij een wandelende Indiaan langs de weg, getooid in een geelbruin ensemble met veer. Ik houd mijn tempo vast op de licht stijgende laan naar de mooie Pont de Fragnée. Op de Quai du Condroz langs de Ourthe is de tweede bevoorrading ook weer opgesteld in een parkje dat gescheiden is van de weg. De organisatoren hebben de stiel in de vingers. Ik neem de tijd om enkele flinke teugen van het bekertje te nemen. Het is warmer geworden en ik heb een stevige dorst. Die de hele dag zal duren. Ik zal meer dan eens een beroep moeten doen op mijn vrienden Bru, Leffe en Cristal.
Na een donkere passage langs honderden meters overdekte parkeergarages – ik neem aan van het winkelcomplex Belle-Ile – komen we uit op een groene oase langs het water. Op het einde van dit bucolisch intermezzo herken ik de woonboten op het Canal de l’Ourthe van een foto-wandeling een aantal jaren gelden. Op het smalle pad blijft het uitkijken om de collega’s niet voor de voeten te lopen. Als we na 12 kilometer weer de Maas bereiken zie ik de lopers voor me op een spoorwegbrug met veilig afgescheiden voetpad. Ik herken het lange, magere profiel van Richard Mathot. We verlaten de brug via een betonnen wenteltrap. De snelheid is er even volledig uit. Terug beneden wordt er plots versneld als wilde iedereen de verloren tijd onmiddellijk weer inhalen. De officiële afstand bedraagt nog 2,7 kilometer. Maar we hebben in de vele bochten in de stad lustig afgesneden en dus zal de reële afstand wel een paar honderd meter korter zijn. Uiteindelijk bepaalt mijn Garmin de afstand op 14,550 meter. Mijn tempo op het lange rechte fiets- (of wandel)pad is naar het voorbeeld van de hele loop: een stevige trainingscadans waarmee ik nog heel wat plaatsen kan opschuiven zonder dat ik mijn stramme benen opblaas. Richard Mathot zit er wel helemaal door. Hij zal in de laatste anderhalve kilometer nog 104 plaatsen prijsgeven. En zo te zien heeft hij het ook te warm gekregen. Er wachten ons vele fans op in de bocht naar de Passerelle de la Belle Liégeoise – gelukkig heeft men voor de nieuwe voetgangersbrug naar het park een welluidende Franse naam gekozen. Tussen de vele aanmoedigingskreten meen ik ook “Willy” te hebben gehoord. Maar in de drukte van de nog steeds compacte rij lopers is het te hectisch om achterom te kijken.
Achteraf blijkt dat ik me niet vergist heb. In de laatste lus in het park tussen de toeschouwers kan ik mijn positie vasthouden, wat dat ook moge betekenen op de 632ste plaats. Er steekt wel een pijn op die ik tot nog toe niet kende in een loopwedstrijd. Nekpijn. Ik probeer wel geen onesthetische bewegingen met het hoofd te maken als ik de lens van fotograaf Jo Defrère op mij gericht krijg. Nog even opletten in de laatste rechte lijn, het Lampiris-spandoek is nog niet de aankomst. Op de echte streep worden we aangemaand snel door te schuiven om geen opstoppingen te veroorzaken. Na de finish klagen enkele collega’s met meer ervaring in deze loop dat het parcours dit jaar lichtjes gewijzigd is en minder snel. Mij maakt het niet uit, ik haal nog eens het eerste kwart van het deelnemersveld. Nakaarten met de vrienden zit er vandaag niet in. Als Marie-Paule me eindelijk gevonden heeft, verlaten we snel het park en rijden we beiden met een goed gevoel terug naar huis, niet zonder een tussenstop op een bekend adres in Visé.
(Foto’s 1 en 3 van Jo Defrere 1. Foto’s 2 en 4 van Marie-Paule. Foto 1: Jo Vrancken in de top tien. Foto 2: Marie-Paule vangt drie veteranen 3 in één foto. Uiterst links – achteraan in het groepje dus – loopt Lucien Collard in het zwart en Richard Mathot in het wit. Uiterst rechts, vooraan, in het groen Nicolas Bynens. Hij loopt hier voorbij de Opéra de Wallonie, niet op de foto. Nicolas maakte als trompettist jaren deel uit van het orkest. Foto 3: Het zit er bijna op. Foto 4: Met Françoise Piscart en Claude Herzet voor het Museum in het Parc de la Boverie.)