Marchin (Challenge condruzien)
zat 12/11/2016 15u * Marchin (Challenge condruzien) * 11,1 km * 00:56:25 * 11,9 * 88/233 * 5/18 * ♥♥♥♥
Het is zoals altijd koud op de hoogvlakte van Marchin. Maar de bibbertemperatuur neem ik er graag bij nu ik in laatste instantie toch naar het Hoeise ben afgezakt voor de afsluitende manche van de Condruzien. Een plotse pijn in het linkerbeen na de training van vorige zondag heeft mijn trainingsschema van de afgelopen week danig verstoord. Nadat ik dinsdagavond op handen en voeten de trap moest opkruipen, zorgde een rustige wandeling ’s anderendaags voor een fikse verbetering. Een voorzichtige training donderdag bevestigde het herstel. Het ongemak zorgde er wel voor dat ik een gepland trainingsloopje met Wim Meyers heb moeten afblazen. Servais Halders had al vroeger moeten afhaken voor de gezamenlijke training.
Menige gesprekspartner voor de wedstrijd is blij dat het challenge-seizoen is afgelopen en snakt naar rust. Ik zelf heb er wel nog zin in. Wel wil ik in het eerste deel van het parcours op reserve lopen en afwachten hoe mijn linkerbeen op de inspanning zal reageren.
Ons geduld wordt nog enkele minuten op de proef gesteld aan het voetbalveld van Royal Marchin Sport. De meeste lopers zijn warm ingeduffeld. Achter me staat een jong meisje in zomerkledij zonder mouwen. De fans wuiven ons even verder uit, tussen de Louis Delhaize en het Café de la Place. De eerste kilometer passeert langs het mooie pleintje van het gehucht Belle Maison waar we meteen een stuk weg afsnijden door over het gazon te lopen. Toch klopt de afstand op mijn Garmin achteraf perfect met de officiële afstand. De weg leidt nu linea recta naar het bos. We worden op éen lijn gedwongen op het smalle bospad. Marcel Baeckelandt groet me met het gebruikelijke “ça va?” als hij mij voorbijgaat en infomeert bij Michel Mancini naar de 11/11/11-loop van gisteren in Ougrée. Ik blijf hier op mijn positie en probeer boomwortels en stenen te vermijden die eventueel verscholen liggen onder het bladertapijt. Achter me hoor ik gebabbel. Die lopen meer ontspannen dan ik, bedenk ik. Niet verwonderlijk als ik een van hen herken… aan zijn lange baard. Het is Cédric Raemackers, vandaag in oefenmodus. Het reliëf gaat al meteen in stijgende lijn maar vanaf km 3 loopt het bergaf. Ik zit plots in het spoor van Team Paluko-loopster Ellen Jacobs en blijf daar tot ik zonder risico kan voorbijlopen op het asfalt. De afdaling wordt twee keer onderbroken door een pittig bultje, voldoende om een eventuele offensieve bevlieging te temperen. Overigens zie ik hier geen categoriegenoten in mijn buurt en kom dus ook niet in de verleiding om het tempo op te drijven. Op een relatief vlak stuk asfalt haal ik wel Carine Munaut in. Carine die – vermoed ik – geen enkele wedstrijd van de Condruzien overslaat weet als geen ander welk tempo hier aan te houden en nog adem over te hebben voor een babbel, met Fabienne Maquet in dit geval.
Ik wacht op de zwaarste klim van de dag rond km 5. Plots ben ik eraan bezig maar ik herken de route pas na het steilste stuk als we in het open veld uitkomen. Ondanks mijn behouden aanpak haal ik de lopers net voor me een voor een in. We draaien nu rechts een veldweg op waar we een droog spoor zoeken tussen talrijke plassen. Echte modderpartijen zitten er niet tussen en ook in het vervolg van de loop hoeven we onze schoenen niet echt vuil te maken. Een bocht naar links en daar is weer de vermaledijde “chaussée romaine”. Nu dacht ik het parcours redelijk te kennen na mijn deelname twee jaar geleden, deze afdaling op de puntige stenen is blijkbaar uit mijn geheugen gewist. Een juffrouw met Camelbag zwenkt vervaarlijk mijn richting uit, een jongeman links van me schijnt een beloopbaar spoor gevonden te hebben. Ik blijf maar aan de rechterkant waar ik toevallig ben en laat het jonge geweld maar betijen. Na 400 meter is de beproeving ten einde en biedt een beklimming op beloopbaar onverhard me de gelegenheid de verloren meters in te halen en weer wat plaatsen te winnen. Km 7,5: we komen weer op de rijweg (verkeer is hier overigens nauwelijks). De tegenwind en het vals plat drukken het tempo. Maar dat blijft hoger dan wat de collega’s in mijn buurt te bieden hebben. Een oudere dame staakt plots haar inspanning om te wachten op een man enkele meters achter haar. (Is dit liefde of tactiek?) Even verder zie ik een rij lopers uit een andere richting verschijnen. Na een ogenblik van verwarring besef ik dat het de laatste lopers zijn van de korte wedstrijd. Daar is weer de juffrouw in zomertenue, en de “tricoteuse” (de breister, een naam die de dame te danken heeft aan haar felle korte armbewegingen, als is ze aan het breien.)
We lopen nu in een onvolledige rechthoek (met slechts drie zijden). Vanaf hier durf ik voluit door te gaan. Ik weet precies wat me nog te wachten staat, uit de ervaring van twee jaar geleden en door de verkenning van daarstraks. En mijn linkerbil zal het wel houden, alleen een vaag pijntje herinnert nog aan de ellende van enkele dagen geleden. Aan km 9 word ik toch nog verrast door de “wegomlegging” aan een wad – een beekje loopt hier dwars over de weg. Ik twijfel wat te lang bij het opspringen van de gladde berm en word onmiddellijk een aantal meters achteruitgeslagen door de man die ik daarnet heb ingehaald. Maar dat foutje zet ik snel weg in de volgende honderden meters. We verlaten het asfalt weer voor een veldweg waar we nog even stijgingspercentages van 7% moeten overwinnen. Voor de wedstrijd heb ik hier nog opgewarmd met Rosario Ilardo. Die is nu ver voor me op de tweede plaats bij de V3. De jaren schijnen geen vat te hebben op de zilveren pijl van Saint-Nicolas. Het blijft klimmen tot de finish. We kunnen nog even de benen ontspannen op een afdaling van 200 meter op het asfalt. Hier haal ik nog een loper in, euh …een loopster, Anne-Julie D’Ans. (U kent ze niet? Ik ook niet). Ik probeer ook nog Thierry Weerts, de grijzende veteraan 1 die me enkele kilometers geleden als enige is voorbijgegaan, in te rekenen maar ik blijf steken op 4 seconden. Enkele gezette maar moedige dames van de korte loop zijn ook nog onderweg. De politie waakt bij het oversteken van een weg voor het complex van Marchin Sport. Er zit ook nog venijn in de laatste meters maar in de achtergrond dreigt geen gevaar meer en ik kan de laatste meters savoureren van wat ik durf te omschrijven als een verstandige wedstrijd. En ik hou er een goed gevoel aan over. Wie ook wel eens zo’n verstandige wedstrijd wil lopen, leest mijn verslag nogmaals. Vind je dat verloren tijd of wil je (veel) meer vooraan in de uitslag prijken, raad ik je een gesprekje aan met Jean Tempels. Zoals ik zelf ook heb gedaan in de kantine terwijl hij op zijn tweede prijs bij de veteranen 1 wacht.
(Foto 1 van Nathalie Devaux: Michel Bertrand, in het oranje, en Lucien Collard naast hem in het zwart, eerste en vierde bij de veteranen 3, glijden door de eerste bocht. Foto 2 van Louis Maréchal: op de laatste vlakke asfaltstrook voor de slotklim waar ik mijn gezellen kan afschudden.)