Montenaken Turbinekensrun (Victors Cup)
zon 23/10/2016 15u * Montenaken Turbinekensrun (Victors Cup) * 12,8 km * 00:59:22 * 13 * 47/130 * ??/?? (55+) * ♥♥♥♥
We zijn in het uiterste zuidwesten van onze geliefde provincie, in Montenaken (deel van Gingelom), voor de meesten van ons onontgonnen gebied. De snelste route daar naartoe loopt over Waals grondgebied en zo lijkt het toch alsof we op weg zijn naar een loop van de Hesbignon. De zon doet enkele schuchtere pogingen om de herfstkleuren te laten schitteren maar grijs overheerst vandaag het kleurenpalet van de natuur. Enkele moedigen rond initiatiefneemster Machteld Degreef hebben hier een nieuwe loopwedstrijd uit de Haspengouwse leemgrond gestampt. Die heeft meteen een plaatsje gevonden in de Victors Cup. Daarmee beleeft het Haspengouwse dorp, na meer dan vijf eeuwen, opnieuw een historische gebeurtenis. Dit keer voor een vreedzame versie van de Slag van Montenaeken. Nu we toch in de geschiedenis duiken, de schrijver van dit stuk is ook van Montenaken. Hoe, wat? Wel het dorp van mijn jeugd, Vroenhoven, wordt in de dorpsmond ook zo genoemd, naar de oude benaming in het graafschap Vroenhof. De (Belgische) gemeente Vroenhoven bestaat pas sinds 1839, de definitieve scheiding van de twee Limburgen. Genoeg geschiedenis, over naar de feiten van de dag.
Als we op het dorpsplein aankomen heeft Patrick Nijs, winnaar bij de Masters 55, er net de korte loop op zitten. Van Wesley Serrano krijg ik de eerste verse indrukken van het parcours. “Voortdurend op en af”, hijgt hij terwijl zich met zijn jong gezinnetje naar de sporthal begeeft. Daarmee ben ik gewaarschuwd als we met 130 op pad worden gestuurd voor één grote ronde door de Haspengouwse velden. Een ronde dus, 13 km dan nog, de nieuwbakken organisatoren hebben vertrouwen in hun parcours en seingevers. Na nauwelijks 350 meter verlaten we al de bebouwing en na 600 meter draaien we de ruilverkavelingswegen op die we in de volgende 10 km – op twee korte stukjes na – zullen volgen. Ik rep me naar voren in de veelkleurige meute, onderweg een kreet van bewondering slakend voor het nieuwe zwarte Paluko-singlet van Nora Schoefs. De tred van Jean-Pierre Immerix is veelbelovend. Die goede indruk wordt ook na de wedstrijd bevestigd door zijn gemiddelde van meer dan 12 per uur. Na een mooie afdaling en klim aan een bosrand draaien we de andere richting uit en maken we meteen kennis met een nieuwe tegenstander van vandaag, de wind. Die waait wel niet op zijn felst maar is wel er degelijk en voelt schraal aan. Hier loop je beter niet in je eentje. Ik kan me gelukkig verbergen achter de rug van een lange Daring Leuven-loper. In mijn onmiddellijke buurt loopt ook Maja Van Zand die wijze raadgevingen krijgt van Edward Vanhove – “let op, de wedstrijd is pas een kwartier ver”. Maar de benen van Maja draaien soepel en het zal niet lang duren voor ze Gavina Dettori en Ellen Jacobs zal inhalen. Ellen maakt zienderogen vooruitgang. Ze heeft dan ook een persoonlijke coach ter beschikking, Jean Tempels, vierde algemeen en eerste M45 vandaag. In de bocht van daarnet heb ik ook de positie van mijn twee Mergellopersvrienden Francis Loyens en Ludo Ramakers kunnen vaststellen, een vijftiental meter achter me. Maar plots duikt Francis achter me op. “Ik ga me testen, we zien wel hoe lang ik het uithoud.” Even verder meldt zich een andere bekende, Kris Govaerts. Door het wegvallen van de Hesbignon-manche in Oreye zijn Kris en Maja hier in Montenaken, op een boogscheut van hun woonplaats en dus voor het eerst van de partij in de Victors Cup. Voor de start klaagt Kris over een pijnlijk been, het gevolg van een valpartij in Moha. “En nu was ik net in vorm” tempert hij de verwachtingen voor vandaag. Wel, pijnlijk been of niet, Kris laat ook al snel het groepje waarin ik me verscholen houd, in de steek. Als u iets uit dit verhaal moet onthouden, dan wel dit: “Vertrouw nooit je loopvrienden voor en tijdens de wedstrijd. Hun verhalen over lijfelijke kwalen, hun parcoursbeschrijvingen, hun tactische plannen.” Dat komt overigens wel goed bij een pint in de kantine na de wedstrijd. Een ogenblik ben ik in twijfel: proberen mee te gaan of mijn eigen tempo aanhouden. Ik kies voor de tweede optie. Op dit deel van het parcours is geen meter vlak en de hellingen mogen dan maar rond de 2 tot 3% schommelen, als je hier stil valt, is de weg nog lang. Ik wil me in elk geval tot in het laatste derde van de loop gedeisd houden. Rechts van ons reiken drie windturbines naar de grijze hemel. Het zijn de patroonheiligen van de Turbinekensrun. Na 5 km en een nieuw klimmetje verlaten we even de ruilverkavelingsweg voor een passage door Kortijs. Dat is het geboortedorp van Rosette, mijn ex-collega Frans, en dochter van Marcel Vanelderen die hier jaren een loop georganiseerd heeft in het kader van de Haspengouw Challenge. Dat herinnert mij aan een grappige anekdote. Wie gehaast is kan de volgende regels overslaan zonder iets van het verdere verslag van de Turbinekensrun te missen. ( Ik heb één keer deelgenomen aan die manche in Kortijs. Dat was in 2004, in een tijd dat ik de Challenge ternauwernood kende en er nog geen websites bestonden met allerlei informatie. Er staat een groep lopers klaar. Is dat al het vertrek, vraag ik me af. Ik kies het zekere voor het onzekere en ga mee van start. Terwijl ik aan het lopen ben zie ik andere, ook oudere lopers, naast de weg inlopen. Hier klopt iets niet. Ik doe toch maar door en loop nog een mooie tijd. Achteraf blijkt dat er twee wedstrijden zijn met dezelfde afstand. Een voor dames en jongeren. Een voor mannen, vanaf de leeftijdsklasse senioren. Die langs de weg zullen ook raar opgekeken hebben. Nu, ik ben toch in de uitslag opgenomen van de mannenwedstrijd en heb dus geen bedrog hoeven te plegen over mijn geslacht of leeftijd. ) De doortocht in Kortijs is nauwelijks een bocht van 250 meter lang. Maar er wacht mij nog een aangename verrassing. Wie staat daar langs het parcours op de plaats waar we de Klapotie inslaan? Dat is de ruilverkavelingsweg in het veld. Mijn lieve collega Rosette!
Op de eerste lange vlakke – eigenlijk heel licht dalende – strook na vijf kilometer komt ook Ludo Ramakers in ons spoor. We zijn nu met drie Mergellopers samen. De vierde Jo Ruyters volgt verder op. (Theo Huls moet hier in vermomming aan de start hebben gestaan, ik heb hem in ieder geval niet herkend.) De tumuli langs het parcours zijn me ontgaan, het spruitenveld niet. “Daar heb ik nu geen zin in” is het droge antwoord van Ludo als ik het hem wijs. In ons gezelschap lopen al een tijdje een jongere (in witte broek) en een M2, vermoed ik, in zwarte outfit. Francis geeft meestal het tempo aan. Ik volg, behalve wanneer Francis een tandje hoger schakelt op de hellingen. De enkele meters die ik dan moet laten, kan ik evenwel snel weer goedmaken in de afdalingen of op het vlakke. Ook de jongere in witte broek geeft telkens een snok aan het tempo als het bergop gaat. Hij heeft er zelf echter geen erg in dat hij aan een soort intervaltraining bezig is. In de verte zie ik Kris Govaerts tegen zichzelf vechten. Hij wint het gevecht met brio en zal 35 seconden voor me binnenlopen. Rond km 9 komen we weer even tussen de mensen. Niet die van Klein-Vorsen waar we nu zijn – die zijn aan de taart bezig in huis – , maar fans van deelnemers. Stefan Meekers – al twee weken buiten strijd met een blessure – filmt onze doortocht en die van zijn vrouwtje Marie-Anne.
Bij het buitenlopen van Klein-Vorsen ligt een nieuwe helling op ons te wachten. Ideaal voor een versnelling. Francis gaat mee, onze gezellen haken af. “Content dat ik dat kan vandaag” hijgt Francis. “Nu uitlopen” voegt hij eraan toe als we een afdaling van zo’n 300 meter aanvatten. Echt geloof ik het niet. Ik schakel twee tanden hoger. Francis pept zich nog eens op en klampt aan. Op de lange vlakke Oude Tramstraat die terug naar Montenaken leidt rapen we één voor één de lopers op van het groepje dat ik al kilometers voor me zie. Jochen Goss en Pascal Aerts betalen onder meer het gelag van onze tempoversnelling. Aan km 11 zijn we weer tussen de huizen. We beginnen aan een lange afdaling naar het centrum van Montenaken. Francis krijg ik er niet af: wat hij mist aan conditie maakt hij ruimschoots goed met karakter. In de bochten na de Ridderstraat moeten we gokken welke richting we uit moeten. Lopers zijn er niet te bespeuren voor ons. Kris Govaerts heeft te veel voorsprong om als richtpunt te dienen. Ik volg de politie-auto die ons net is voorbijgereden. Een seingever of een streep verf op de grond zou welgekomen zijn. De laatste seingeefster laat het richtingbordje aan haar hand bungelen. “Rechts” zegt Francis en snijdt de bocht af. Verdorie, dat is wel een knullige manier om terrein te verliezen. Een flinke vloek verder ben ik weer bij mijn ploegmaat. Gelukkig heb ik de laatste klim naar het dorpsplein verkend. Net als ik een aanval van Francis verwacht, geeft hij dan toch een kleine 10 meter prijs. Ik overleef ook de 3,5% naar de kerk toe. Moeten we nog een lus maken rond het dorpsplein? Nog eens geïnformeerd naar de richting bij Linda Smets langs het parcours. Links af, dat is de kortste weg naar de streep. Onder het uur op net geen dertien kilometer, daar had ik vooraf voor getekend.
Paul Hendrix en Norbert Collas eindigen enkele plaatsen voor mij maar hen zie ik pas na de wedstrijd in de sporthal. Die sporthal bevindt zich blijkbaar in een oude hoeve. Ruim maar jammer genoeg wat karig bezet. Ik speel er go-between tussen Maja Van Zand en Vally Merken van Bilzen. Maja was benieuwd naar de vriendelijke man die haar het grootste deel van de loop heeft begeleid. Tot daar mijn verslag dat ik niet kan afsluiten zonder een compliment voor de nieuwe organisatie. Kijk ook naar de foto’s van Marc Roosen op Facebook en weldra op de site van de Victors Cup, dat is me beloofd.
(Foto 1, Mestreech Online: Oude kaart van de dorpen ten westen van Maastricht uit de tijd dat ik er nog niet trainde. Foto 2 van Marc Roosen: In een groepje na 3 kilometer. In het oranje Kris Govaerts en Maja Van Zand. In het blauw met bril Edward Vanhove, in het blauw zonder bril Francis Loyens.)