Trois-Ponts (Challenge Cours la Province!)
zon 22/03/2015 10u * Trois-Ponts (Challenge Cours la Province!) * 18,1 km * 01:41:03 * 10,5 * 35/97* 2/3 * ♥♥♥♥
Toen veteraan 2 Patrick Renard voor drie weken in de kleedkamer in Banneux de lof zong van het parcours in Trois-Ponts was de beslissing genomen: ik zou de verre verplaatsing naar het diepe zuiden van de provincie Luik en het hart van Luik-Bastenaken-Luik maken om mij aan de betovering van het Ardense landschap over te geven. In het begin van de week koos ik, bedwelmd door mijn roemrijk marathonverleden, voor de langste afstand, 18 kilometer. Ook al had ik toen al echo’s opgevangen van de hoge moeilijkheidsgraad van de loop. Op het grafiekje stond de uitdaging zwart op wit, of beter rood en bruin op wit. Rood begint bij +10% hellingen en afdalingen. Ik had het profiel echter pas bekeken toen mijn inschrijving al onderweg was.
Ik sta hier in de vallei van de Amblève en moet nu maar bewijzen dat mijn keuze voor deze wedstrijd geen ‘hubris” is, geen uiting van overmoed. Ik ben een van de 241 deelnemers aan de 7, 11 of 18 kilometer, georganiseerd door het Institut Saint-Joseph in het kader van het schoolfeest. Mevrouw de Directrice spreekt ons voor de start nog even toe. Ze staat boven op een balkon. Wie het zich wil voorstellen denke aan het Sint-Pietersplein waar de paus de gelovigen toespreekt. In Rome staat er wel wat meer volk … en zijn er trouwens ook meer dan drie bruggen. Bij de dragers van de zwarte rug- of buiknummers – dat zijn die voor de lange afstand – zijn alleen de meeste Truiense deelnemers mij bekend. Die gaan er een training van maken en nemen zich voor te genieten. Op de voorste rij staat wel nog een nobele bekende, Jo Schoonbroodt. Jogger Jo – een begrip in de Nederlands-Limburgse loopwereld en ver daarbuiten – heeft hier in Trois-Ponts zijn vaste trainingsstek. Bij wie, dat leest u ever verder in dit verslag. Ik zie Jo pas terug in de kleedkamer waar hij fris als een hoentje de wedstrijd nog eens doorneemt met Ronald Bonants. Dat is een topper in dit peloton met een vierde plaats. Op een heel mooie vijfde plaats prijkt Robin Leduc. Overbodig te vermelden dat Jo veruit de snelste is van de veteranen 3. Dat ik maar 9 minuten zal toegeven vind ik trouwens een succes. Overigens doen er maar drie veteranen 3 mee. Maar dat kan ook als een compliment gezien worden voor die drie. Nu we toch de uitslag overlopen: volgens de gegevens waar ik nu over beschik zou ook Jo ruim geklopt zijn door een veteraan 4. Toch maar even gegoogeld. De naam van de supersnelle “zeventiger” is bekend in joggingkringen maar wel als senior. Hopelijk wordt deze anomalie rechtgezet. (Remember La Belle Hivernoise.)
Goed, de wedstrijd nu. We volgen eerst even de Amblève. Op het mooie pad ga ik wat lopers voorbij. Ik haal ook een geblokte collega in. Als ik hem voorbijloop herken ik plots Con Olislagers, een oude kennis van de Zweitlanceurs die ik al een eeuwigheid niet meer gezien heb. De eeuwigheid – verneem ik achteraf – is 17 jaar. Zo lang runt Con hier in de streek de groepsaccomodatie Le Mont Saint-Jacques en dat is nu net de uitvalsbasis voor de Ardeense trainingstochten van Jo Schoonbroodt. Al die tijd heeft Con trouwens geen wedstrijden meer gelopen. Vandaag heeft Jo hem nog eens gek gekregen voor de 7 km. Ik wens Con nog succes en zet de intussen flink stijgende weg verder. Nu eens smal, dan weer breder, maar het blijft wel klimmen. Ik bereik de eerste top na 3 km in het gezelschap van veteraan 1 Claude Wergifosse. We zullen tot km 14 de afmattende tocht samen afleggen volgens een vast stramien: hij loopt van mij weg in de afdalingen, ik haal hem in en neem voorsprong in de beklimmingen. (Na de finish vertelt hij me dat hij dat soort afdalingen gewend is met de mountainbike.) Boven aan km 3 worden we meteen weer een verdieping lager gestuurd. Zo doen ze dat hier in Trois-Ponts: eerst steil omhoog en zonder rustpauze weer steil omlaag. Aan km 4,5 krijgen we weer een lange klim voor de voeten. Van een pad is hier eigenlijk geen sprake, gewoon recht door het bos, tussen de naaldbomen. Modder, boomwortels, beekjes, en een helling tot 14%, lopen heeft hier geen zin. 8 minuten voor één kilometer. Het tweede deel van de klim is beter beloopbaar en boven aan de de eerste drankpost heb ik weer enkele plaatsjes gewonnen. Ik gris een sinaasappelpartje mee maar de combinatie sap slurpen en overeind blijven in een smal en glad spoor is niet echt bevorderlijk voor een stabiele tred en ik concentreer me dan maar op de … grond. Maar dat is ook niet alleen zaligmakend want nu hangen weer groene struiken – niet bekend in de lage landen – op ooghoogte. Ik blijf overeind en maak me aan km 7 klaar voor een nieuwe passage in het bos als ik plots twee keer mijn naam door de Ardense wouden hoor galmen. Op een honderdvijftig meter rechts voor me ontwaar ik enkele stilstaande geelhemden. Dat moeten de Truiense Speelhofrunners zijn. Door mijn aftakelend gezichtsvermogen kan ik de gezichten niet herkennen. Hun aanmoedigingen geven me een boost voor de zware kilometers die nog komen. Dat verdient een pint bij de volgende gelegenheid. Het duurt enkele honderden meters eer ik doorheb dat ze aan de drankpost van de vijfde kilometer staan waar ik al ben doorgekomen. We hebben hier blijkbaar een lus gemaakt. Dat zou betekenen dat ik na 7 km een voorsprong heb van 1,3 km. Dan zijn ze er echt een gezondheidswandeling van aan het maken. Nu, dit parcours is zeker geen spek voor de bek van Slagertje, euh … Bakkertje.
Aan km 8 bereiken we het hoogste punt van het parcours. De uitzichten op de Ardense bossen zijn indrukwekkend … en de wind is fris. Ik heb intussen Aurore Tumson ingehaald die mij in de eerste kilometers is voorbij gegaan. Ik heb toen even met het idee gespeeld om haar tempo te volgen maar ik dacht aan de wijze woorden van Paul Rihon zaterdag in Hermée: “gérer” doseren en niet koste wat het kost de steilste klimmetjes lopend willen nemen. We zijn nu bijna halverwege en ik heb het gevoel dat mijn aanpak loont. Volgens het beproefde recept moeten we nu weer onmiddellijk omlaag. In Trois-Ponts kennen ze geen maat. De afdaling is steil, lang en gevaarlijk. Ik verlies hier een viertal plaatsen. Dat maakt een heel verschil in dit kleine deelnemersveld. Meester-daler Claude Wergifosse verdwijnt nu zelfs helemaal uit mijn vizier. Aan de tiende kilometer komen we weer in de buurt van de vertrekplaats – hemelsbreed tenminste – en horen we de muziekband tekeer gaan. Er volgt een nieuwe klim waar ik op de steilste stukken samen met mijn kompanen op wandelmodus overschakel. Wie hier zich weer het snelst op gang kan trekken is ook psychologisch in het voordeel. De anderen moeten dan volgen. Aan km 11, opnieuw op het plateau, lopen we door een soort maanlandschap. Het is een open plek in het bos bezaaid met geel-bruine stenen. Een helikoptercamera had hier schitterende beelden kunnen schieten maar die is aan de grond gebleven. Een drone misschien volgend jaar? De weg in deze stenen woestenij loopt alsmaar feller naar beneden. Claude is me voorbij gegaan, ik probeer zijn soepele bewegingen te imiteren maar verlies toch snel terrein. De stenenmassa gaat plots over in een modderbrij. Ik ga daar in het begin fors doorheen maar een schuivertje maant me aan tot voorzichtigheid. Het blijft maar dalen, zo fel dat je moet remmen op de bovenbenen. Rust is je niet gegund. In de diepte ligt een stuwmeer, dat van Coo. Daar moeten we naartoe en na 14 km bereiken we het laagste punt van de ronde. Ik heb op het vlakke Claude weer ingehaald. Ondanks de voorbije inspanningen heb ik nog een aangenaam gevoel in de benen. Dat helpt als we de laatste lange klim aansnijden. Ik haal nog twee lopers in die de euvele moed hadden voor mij uit te lopen. Claude heb ik nu definitief afgeschud. Ik voel me nog verbazend goed op de top na 15 km. Op de twee volgende heuveltjes haal ik nog twee moegestreden collega’s in. In die laatste strook komt ons ook nog een dame, Huguette Legrand, tegemoet gelopen. “Verkeerd gelopen” jammert ze. Ze zal niet het enige slachtoffer zijn van de onduidelijke afpijling in het bos.
We zijn nu niet meer ver van de finish. De vraag die mij nu bezig houdt is of we middels een bospad of een asfaltweg naar de aankomstzone worden gestuurd. Een gevaarlijk bospad kan me weer enkele plaatsen kosten die ik met zoveel moeite hebt veroverd. Het lijkt een asfaltweg te worden. Ik informeer bij een van de “signaleuses” hoe de terugweg verloopt. Maar zij hoort het donderen in Keulen en weet niet waarover ik het heb. Ik ga voluit, onder de 4 minuten, nu niet uit een van de haarspeldbochten vliegen. Achter mij gaapt de leegte. Houden zo, ook als we plots weer een helling van 10% opgestuurd worden. Maar die duurt maar een honderd meter en dan weer de dieperik in naar de oever van de Amblève. Een Tripontaine (dat is een inwoonster van Trois-Ponts) kan nog net haar hondje redden voor mijn verschroeiende vaart. Ik kruis de winnaar van de loop Patrick Philippe die hier aan het uitlopen is, want 25 minuten voor mij binnen. “Opletten voor het bruggetje” zegt de knapste man van het peloton (volgens mijn echtgenote). Geen overbodige waarschuwing want het bruggetje is gebouwd uit ronde boomstammen en best wel glibberig. Ik moet in de laatste meters naar de aankomst nog eens informeren waar de streep precies ligt. Gelukkig loop ik niet verkeerd en overschrijd de fictieve aankomstlijn na 1u en 41 minuten. Maar in plaats van toegejuicht te worden door een uitzinnige massa loop ik pardoes op drie oudere dametjes die hier blijkbaar de weg zoeken naar de refter waar de school gehaktballen met frieten aanbiedt. Overigens is er wel applaus voor een evenwichtskunstenaar op de fiets die een demonstratie geeft van zijn kunnen. “Heel tevreden” is mijn eerste reactie als Marie-Paule naar mijn wedervaren polst. Eens een bril op mijn neus kan ik het gemiddelde van mijn Garmin aflezen: 10,5. Toch even slikken, ik had beter verwacht. Het extreme profiel van deze loop heeft het gemiddelde een zware knauw gegeven. Patrick Philippe heeft zijn zegelijst vandaag dus nog met eenheid aangedikt. Maar de coach van de “Run’Attitude”-loopgroep voegt er lachend aan toe. “De eerste heeft zich van weg vergist.” Ik ben dus niet alleen met mijn bedenkingen bij de onduidelijke bewegwijzering in het bos.
Als ik uit de nauwe, edoch gloednieuwe douches met water op perfecte temperatuur kom, zit Patrick Renard (zie het begin van dit verhaal) als een hoopje ellende op een bankje. Nu maakt hij zijn zin van Banneux af: “parcours magnifique … mais très dur”. Ik drink nog een blonde “Lienne” – dat is plaatselijk bier – en verlaat dan in het gezelschap van Marie-Paule het Institut Saint-Joseph om ons Ardens uitstapje in stijl verder te zetten. Gegevens hierover vallen echter buiten het bestek van een joggingdagboek …
(Filmpje: Marie-Paule: de start en het podium. Foto 1: Jo Defrère: In de eerste afdaling. Foto 2: Archieffoto van jogging.lavenir.net: Patrick Philippe zeker sneller dan ik, maar knapper?)